De Elementenleer is feitelijk een (zelf)organisatieleer. Daarin spelen bewegingen niet direct een belangrijke rol. Maar in basis berust de leer wel op de belangrijkste bewegingen in de natuur. Dit betekent dan ook, dat bij de reconstructie van de oude theorie rekening gehouden moet worden met het westerse begrippenkader.

 

In de westerse natuurkunde worden bewegingen geformuleerd als plaatsveranderingen van voorwerpen/lichamen in de tijd.

 

Bewegingsvormen

Om de energie van bewegende voorwerpen/lichamen te kunnen berekenen worden bewegingen er beschreven als (combinaties van) twee bewegingsvormen:

  1. als translatie, waarbij alle punten van een voorwerp bij een verplaatsing op elk ogenblik dezelfde verplaatsing ondergaan
  2. als rotatie, waarbij alle punten van het voorwerp een cirkelvormige beweging maken om een rotatie-as. Die as kan ook buiten het voorwerp liggen en kan ook een 'punt' zijn.

 

Bewegingssoorten

Bij beide bewegingsvormen worden vier bewegingssoorten onderscheiden.

  1. versnelde bewegingen: snelheid en/of richting van deze bewegingen zijn variabel. Deze bewegingen worden over het algemeen 'versneld' genoemd omdat vertragingen worden geïnterpreteerd als negatieve versnellingen.
  2. eenparige bewegingen. Dit zijn bewegingen waarvan de snelheid in grootte en in richting niet verandert; dat wil zeggen dat zij geen versnellingen of vertragingen kennen. Een eenparige beweging heeft dus geen begin noch een einde.
  3. hybride bewegingen. Een circulaire beweging heeft geen begin of einde; de richting verandert echter voortdurend. Een circulaire beweging met constante snelheid wordt daarom ook vaak als een hybride beweging beschouwd, zowel eenparig als versneld.
  4. eenparig versnelde bewegingen, ook wel eenparig veranderlijke rechtlijnige bewegingen of EVRB genoemd - zijn bewegingen die gelijkmatig versnellen of vertragen, ofwel bewegingen waarbij de snelheid in de tijd lineair toe- of afneemt. De letter V in EVRB kan dus slaan op versneld, vertraagd of variabel. In het algemeen treedt een eenparig versnelde of vertraagde beweging op als er op een voorwerp een constante kracht wordt uitgeoefend. In het geval van Newton's vallende appel is deze kracht de zwaartekracht, die op het aardoppervlak nagenoeg constant is.

 

Om te kunnen uiteenzetten hoe de Elementenleer vanuit de belangrijkste bewegingen in de natuur kon ontstaan, moet je er vanuit gaan, dat de wetenschappers in het verre verleden bekend waren met het bestaan van de genoemde bewegingsvormen en soorten. Maar let op: Zij worden door hen niet geformuleerd als plaatsveranderingen van voorwerpen/lichamen in een coördinatenstelsel van lokatie en tijd. In tegendeel, bij het ontstaan van de Elementenleer gaat het enkel en alleen om de subjectieve kenmerken van de genoemde bewegingsvormen en soorten. Daarbij is ook de energie van bewegende lichamen niet relevant. Krachten bestaan namelijk niet in de Elementenleer, zelfs geen zwaartekracht. De EVRB komen dus sowieso niet ter sprake.
Het woord 'zwaartekracht' wordt sinds Einstein in de westerse kosmologie gebruikt om de kromming van ruimtetijd uit te drukken.

 

Ga naar: Inleiding Chinese natuurtheorie, 1. Ouderdom en oorsprong van de theorie

Of ga naar pagina: DE THEORIE 1.1. Inleiding

­