Met de natuurlijke erkenning van zijn theoretische basis is de Bolwaarnemer er nog lang niet. Ondanks dat de erkenning van het oosterse inertiaalstelsel kan worden opgevat als een erkenning van de gevoelshypothese, blijft het twijfelachtig in hoeverre het gevoel in de subjectieve wetenschap moet worden benut.

Je kunt namelijk wel zeggen dat het om subjectieve wetenschap gaat en dus dat het gevoel, zeker op collectieve basis, daarbij een belangrijke rol moet kunnen spelen, maar dat is volstrekt onvoldoende. Vanwege de uiterst basale invloed van het gevoel in de theorie van de Bolwaarnemer – de gevoelshypothese kan immers worden vergeleken met de projectiehypothese in de westerse natuurkunde – moet je het gevoel sublimeren naar een subjectief-wetenschappelijke status.



Om concreet te kunnen inzien hoe noodzakelijk het is om het gevoel te sublimeren naar een subjectief-wetenschappelijke status, moet je het oosterse inertiaalstelsel vergelijken met het westerse. In dat geval zie je, dat westerse fysici vanwege de projectiehypothese een cartesiaans coördinatenstelsel aan hun inertiaalstelsel verbinden, terwijl de Bolwaarnemers de periodiciteiten van de helixwinding – etmalen, seizoenen en jaren – vanwege de gevoelshypothese verbinden aan hun inertiaalstelsel. Tot zover lijkt alles dus correct.

Het probleem is alleen, dat er wél een duidelijke correlatie bestaat tussen een cartesiaans coördinatenstelsel en de projectiehypothese maar niet tussen de drie periodiciteiten – etmalen, seizoenen en jaren – en de gevoelshypothese. Het referentieframe van de Bolwaarnemer zou dus in strikte zin een inertiaalstelsel met 'gevoelscoördinaten' moeten zijn. Coördinaten dus waarmee je het gevoel kunt structureren i.p.v. de periodiciteiten van de Aarde t.o.v. de Zon.

Dit laatste betekent derhalve dat het oosterse inertiaalstelsel van nul en generlei waarde is zolang het gevoel er niet in kan worden verwerkt. Dat is dus geheel andere kost omdat de Bolwaarnemer daarop hoe dan ook, een antwoord moet zien te vinden.


Ga door naar: Hoofdstuk 4. SUBLIMATIE VAN HET GEVOEL TOT EEN RELEVANT ZINTUIG VOOR WETENSCHAP, 4.1. De verzetshypothese

­